Moord op 't Sjwowses; Den Vloeck van Claes...
Op de kop van het Plateau van Margraten liggen piepkleine gehuchtjes met illustere namen als ’t Roeët (’t Rooth), ’t Gastes (Gasthuis) en ’t Sjwowses (Wolfshuis). Deze kleine buurt-schappen hebben gedrieën een eeuwenoude geschiedenis.
tekst & fotografie Marco De Bie
Zo lagen ’t Gastes en ’t Sjwowses aan de oude en roemruchte Heirbaan, de verbindingsweg tussen Tongeren en Aken, die onder andere via Maastricht en Voerendaal liep. In de Middeleeuwen trokken er hele volksstammen mensen langs deze Heirbaan. Onder deze mensenmassa bevonden zich ook marskramers; handelslui die van boerderij naar boerederij trokken met hun handelswaren, in de hoop aan iedere deur of poort iets te verkopen. Zij waren soms dagenlang onderweg en vonden ’s nachts onderdak in de vele herbergen die langs de Heirbaan lagen.
Moord op ’t Sjwowses
Aan het begin van de 15e eeuw bevond zich op ’t Sjwowses (Wolfshuis) ook een herberg. De exacte locatie is niet bekend, maar het moet in de buurt van de Van Tienhovenmolen zijn (die er toen overigens niet stond, want deze markante molen dateert uit 1855, red.). Op Sint-Johannesdag, 24 juni, in het jaar des Heren 1417, heeft in deze herberg een moord plaatsgevonden, waarvan de sporen heden ten dage nog steeds zichtbaar zijn. Goldsmid Claes is op deze dag in de herberg op het Wolfshuis bruut vermoord. Het verhaal van De Moord op ’t Sjwowses is niet meer exact te achterhalen of reconstrueren. De overlevering vertelt drie verhalen. Twee verhaallijnen wijzen erop dat de vermoorde Claes de eigenaar van de herberg zou zijn geweest. Een derde verhaal is anders.
Goldsmid Claes zou een marskramer zijn geweest die met zijn handelswaar van deur tot deur trok. Uitgeput van een lange dag leuren en venten met zijn waren, streek hij neer in de herberg op ’t Sjwowses. Na een flinke maaltijd, vloeide het bier in de herberg rijkelijk. Claes moet die avond heel diep in het glaasje hebben gekeken. In dronken overmoedigheid pochte hij bij andere gasten over de waren die hij probeerde te slijten. Onder zijn handelswaar zou zich ook goud- en zilverwerk hebben bevonden. De stoere verhalen over al dat goud en zilver trok natuurlijk de aandacht van de waard én de andere gasten. Laveloos van de drank, werd Claes van al zijn goederen beroofd. Om geen sporen achter te laten werd hijzelf tevens van zijn leven beroofd. De buit van de lugubere slachtpartij werd “eerlijk” verdeeld onder de gasten en ook de waard kreeg zijn deel.

Den Vloeck van Claes
Een van de vele gezegden die onze taal rijk is, stelt “het eerste gewin is kattengespin.” Dat bleek ook op ’t Sjwowses. Het verhaal van de lugubere moord op Goldsmid Claes deed snel de ronde en handelsreizigers en andere passanten meden de herberg op het Wolfshuis angstvallig; bang hetzelfde lot ten deel te vallen. De herberg verloor snel klandizie en de waard bleef berooid achter. Na verloop van tijd verliet hij de herberg en bleef de pleisterplaats geruime tijd leegstaan. Er deden verhalen de rondte dat er een vloek, Den Vloeck van Claes, op de herberg rustte en niemand durfde het lot te tarten en de herberg nieuw leven in te blazen. Leegstand restte. Uiteindelijk raakte het gebouw in verval en stortte na verloop van tijd in. De wraak van Claes was zoet…

Een offer gebracht
Bijgelovig als men destijds was, wilden passanten Den Vloeck van Claes ongedaan maken. Maar hoe? Dat was natuurlijk de grote vraag. Een offer brengen was destijds vaak een manier om iets bij het bovenaardse te bewerkstelligen. En dus werd een ook een offer voor Goldsmid Claes bedacht. Uit de ruïne van de oude herberg werd de blauwstenen dorpel van de voordeur onttrokken. Uit deze drempel lieten andere marskramers een moordkruis hakken, dat herinnerde aan het gruwelijk lot welk Goldsmid Claes ten deel was gevallen. Het opschrift van zijn kruis luidt: “Bidt Godt voor die Siel. In den jaer MCCCXVII op Sent Johansdach Baptisten wart hier Claes Goldsmet ermoert van sinen gesten”
Vastleggen voor het nageslacht
Ruim vier eeuwen stond het moordkruis ter nagedachtenis aan Goldsmid Claes in de directe nabijheid van de oude, teloorgegane herberg op ’t Sjwowses. Totdat de rijke herenboer Joof Meijs op de windrijke kop van het Plateau van Margraten een windmolen wilde bouwen. Het moordkruis stond in de weg. Meijs wilde naar eigen zeggen de geschiedenis van de brute moord op Goldsmid Claes niet uitwissen. En dus liet hij het blauwstenen moordkruis inmetselen in de muur van de nieuw te bouwen windmolen. Zodat het vastgelegd bleef voor het nageslacht.
Of Joof Meijs écht begaan was met het conserveren van het verhaal voor het nageslacht óf dat hij het zekere voor het onzekere nam is niet helemaal duidelijk. Het verhaal van Den Vloeck van Claes was hardnekkig en heeft de tand des tijds moeiteloos doorstaan. En dus rijst ook de vraag of Meijs het lot niet durfde of wilde tarten en de toorn des geesten niet over zich af wilde roepen. Hoe dan ook, het lugubere lot dat Goldsmid Claes wordt in de muur van de Van Tienhovenmolen doorverteld aan toekomstige generaties en ’t Sjwowses en zijn bezoekers is daarmee nog altijd gevrijwaard van Den Vloeck van Claes…